Ieder dorp of stad heeft zijn dorpsgek, maar wij zijn in ons dorp bij een inwonertal van 400 bijzonder goed bedeeld: hier lopen weliswaar meerdere dorpsgekken rond, maar veruit de belangrijkste is Monsieur C..
Monsieur C. woont amper 200m. hier vandaan. Hij heeft een arbeidszaam en vruchtbaar leven achter de rug, ruim besprenkeld met alcohol: hij is jarenlang cantonnier – zoiets als: wegwerker - geweest en was in die functie de enige arbeider in dienst van de gemeente. Monsieur C. stond bekend als ijzersterk: volgens sommigen droeg hij een zak met 100kg. graan van Anthé (7 km. hiervandaan) naar ons dorp zonder ook maar een ogenblik stil te staan; en die weg gaat voortdurend heuveltje-op-heuveltje-af. Volgens anderen droeg hij die zak vanaf Tournon naar ons dorp (nog eens 5 km. verder !) en ik denk dat er binnenkort wel iemand zal opstaan die zelf gezien heeft dat Monsieur C. die zak vanaf Cahors (58 km. hiervandaan) in één ruk hierheen gedragen heeft.
Hoe dan ook: die baan als cantonnier was niet zo druk dat hij in de overblijvende tijd geen gelegenheid had om 5 kinderen bij zijn – volgens zeggen – alleraardigste vrouw te verwekken. Die vrouw en kinderen zijn overigens al vele jaren geleden vertrokken met onbekende bestemming. Sindsdien leeft Monsieur C. alleen, hetgeen betekent: tesamen met 2 redelijk valse honden en een levensgroot varken. Dat varken is van een oud Frans ras dat vrijwel uitgestorven is. Het beest – met een voor een varken respectabele leeftijd van 17 jaar - leeft tesamen met zijn baas en de twee honden in zijn huis. Nee, niet in een varkenskot. Die varkens, die honden en hun baas hebben 14 (!) TV’s tot hun beschikking om zich te amuseren, al moet worden toegegeven dat de meeste toestellen niet het geluid en beeld produceren dat men van deze apparaten mag verwachten. Het varken is 1.20m. hoog: ik heb er naast gestaan. Wie meer van oude Franse dierenrassen wil weten, kan ik het boek van Annick Audiot: “Races d’hier pour l’élevage de demain” aanbevelen. Het type varken zoals dat van Monsieur C. staat er uitgebreid in beschreven.
Ik wil bepaald geen aanspraak maken op een meer dan gemiddelde kennis omtrent varkens. Dus zal mij moeten beperken tot referentie aan mijn kennis omtrent het menselijk ras. Maar ik moet toegeven dat bij het klimmen van mijn jaren - met de geleidelijke uitbreiding van de kennis omtrent het menselijk ras - ook mijn kennis omtrent varkens onder de mensen aanmerkelijk is toegenomen. Je behoeft maar dagelijks de krant erop na te lezen.
Hoe dan ook: toen een van mijn dorpsgenotes zich bij de gendarmerie beklaagde dat haar hond – als zij het huis van Monsieur C. passeerde - voortdurend werd aangevallen door de twee honden van Monsieur C., werd er met de nodige spoed een gendarme op pad gestuurd om het een en ander te onderzoeken en – indien nodig en mogelijk – de zaak met Monsieur C. te bespreken. Zo’n man in strak blauw costuum heet in de volksmond: ‘un flic’, al kun je dit woord beter niet in het openbaar gebruiken. Dat gold al enige decennia geleden en het geldt nog steeds, want tijdens de Tweede Franse Revolutie (Parijs, 1968, Charles de Gaulle) was het uitspreken van de twee medeklinkers ‘Les fl..’ al voldoende om tot 3 maanden celstraf veroordeeld te worden. Hoe dan ook: na de klacht van de poedeldame werd slechts één ‘f…’ erop uitgestuurd om met Monsieur C. over zijn hondjes te praten. Toen die man het terrein - je zou ook kunnen zeggen: de mesthoop - van Monsieur C. wilde betreden deden de twee honden een welgemikte aanval op de sappige kuiten van de ‘f…’ die tot hilariteit van de buren gillend als een keukenmeid het hazenpad koos.
Toen de poedelteef na enige weken bij de gendarmerie kwam informeren wat het resultaat van de onderzoekingen van ‘les f…’ was, werd haar laconiek medegedeeld dat zij in het vervolg maar een andere route moest kiezen als zij haar hondje wilde uitlaten. In elk geval konden de gendarmes aan haar, noch aan haar poedel enige bescherming bieden. De klaagster moest toch begrijpen dat de gendarmes zich niet voortdurend met een dergelijke hondse kwestie konden bezig houden !
In het locale café mag Monsieur C. – ik ben de enige in het dorp die hem met Monsieur aanspreekt; ieder ander kent hem bij zijn voornaam - al geruime tijd niet meer binnen; het terras is voor hem tijdens weekdagen nog toegestaan, MITS hij niet als een overjarige stier begint te loeien, want dan wordt hij ook daar verwijderd. En in de ‘épicerie’ – de locale mini-supermarkt – wordt hij nog steeds met alle ‘égards’ behandeld; hij krijgt zelfs een voorkeursbehandeling. Als men hem in de verte ziet aankomen wordt de weg helemaal vrijgemaakt: vanaf de ingang van de winkel tot aan het rek met de plastic literflessen hoofdpijnwijn – daarvan neemt hij er altijd 2 - wordt de route besprenkeld met een spuitbuis “4711”; vandaar tot aan de kassa, waar Monsieur C. altijd vraagt om “deux flutes”.
Je kunt zeggen wat je wilt, maar Monsieur C. is misschien een beetje “curieux, mais pas méchant.” Toch was er laatst een dame die er anders over dacht. Zij was door Monsieur C. bij hem thuis uitgenodigd; waarom bleef onduidelijk, al kan men er wel naar raden indien men weet dat de betreffende dame van lichte zeden is. Wat er precies is voorgevallen zal wel altijd onduidelijk blijven. Maar na korte tijd was onenigheid ontstaan en stak de dame Monsieur C. met een flinke schaar in zijn linkerlies. Toen hij onmachtig de buren had weten te waarschuwen was de dame inmiddels verdwenen. Hierna werd hij door de inmiddels gewaarschuwde ambulance naar het ziekenhuis in een grote stad gebracht, waar een snelle operatie hem van de dood redde.
Toen Monsieur C. na enkele weken uit het ziekenhuis werd ontslagen, besteedde niemand in het dorp meer enige aandacht aan dit voorval. In het ziekenhuis was Monsieur C. voor het eerst sinds vele jaren schoon gewassen, althans hij stonk niet meer zo arbarmelijk, en verder was het een verhaal uit vele geworden. Over de vraag wie de betreffende dame van lichte zeden was, waar zij vandaan kwam en waarheen zij was vertrokkenm bekommerde zich niemand meer.
Maar wie dit al gedacht had, had kennelijk geen rekening gehouden met de Franse politie en Justitie ; die gaan onmiddellijk achter de dader van zo’n voorval aan en tracht hem/haar te arresteren. Want wie laat zich nu zomaar door een dame van lichte zeden met een schaar steken ? Zo iemand moet wel haast een crimineel zijn ! Zo iemand moet je achtervolgen en vervolgen, want geen ware Fransman die met ere met een “putain” naar bed gaat laat zich zomaar met een schaar in zijn lies steken. Je moet al een criminele sufferd zijn als je zoiets zou overkomen. Zelfs geen politicus van het hoogste échelon zou zoiets overkomen.
Ongeveer een jaar na het bewuste voorval stopte een arrestanten-auto met 4 potige gendarmes voor het huis van Monsieur C.. Zij verwachtten kennelijk tegenstand. Zij toonden aan Monsieur C. een arrestatiebevel en namen hem zonder verder commentaar mee naar de gevangenis. Monsieur C. snapte er niets van. Hij ontvangt inderdaad regelmatig post, maar aangezien hij niet lezen noch schrijven kan legt hij de brieven en folders keurig op een stapeltje naast de open-haard en steekt die hiermee aan zodra het wat kouder wordt. Het bleek echter dat hij door de rechtbank in Montauban was opgeroepen als verdachte in de zaak die door de dame tegen hem was aangespannen. Niet dat die dame iets te klagen had – zij was vrijwillig met Monsieur C. meegegaan en zijn vraag aan haar was heel natuurlijk geweest - , maar desondanks werd het slachtoffer van de steekpartij veroordeeld tot 6 maanden cel wegens aanranding van een dame van lichte zeden en wegens minachting van de rechtbank. Het laatste omdat hij aan de oproepen om voor het gerecht te verschijnen geen gevolg had gegeven.
Toen het nieuws van de arrestatie van Monsieur C. in het dorp bekend werd was de bevolking gechockeerd, maar niemand deed verder iets; men is loyaal maar het mag niets kosten; Fransen zijn eigenlijk net als Nederlanders. Men was er alom van overtuigd dat Monsieur C. het verblijf in de gevangenis niet zou overleven, maar het ging maar om Monsieur C., “le curieux”, en dan kijk je toe en je wacht af, want uiteindelijk kun je er alleen maar jouw handen aan branden. Dus wie is Monsieur C. ?
Toen ik het bericht van zijn arrestatie vernam in de ‘épiserie’ – door mij ook wel ‘’t Praethuys’ genoemd, door anderen de “Supermarché” – meende ik dat onmiddellijke actie geboden was. Ik stelde de ‘épisière’ voor een ‘Committée pour la Libération de Monsieur C.’ op te richten. Zij keek mij vragend aan: je kunt geen Fransman zijn als je denkt je te kunnen verzetten tegen de Franse overheid of de Franse Justitie, of je moet al levensmoe of revolutionair zijn. Beide kwalificaties achtte zij nog niet op mij van toepassing. Toch stelde zij voor dat ik hiertoe dan zelf het initiatief moest nemen en ook ‘président’ van het ‘Committée’ moest worden. Maar aangezien ik tenminste tot mijn 90ste vrij wil rondlopen – en toch al bang ben dat ik na die verjaardag nog vele jaren wegens dementie in een bejaardentehuis gevangen gehouden zal worden – leek mij dit teveel eer voor een buitenlander. De voorzitter zou mijns inziens een Fransman moeten zijn, en de beste man voor die functie zou mijns inziens de burgemeester zijn; uiteindelijk wilde hij bij de volgende verkiezingen herkozen worden en als voorzitter van het “Committé” zou hij zeker aan populariteit winnen.
De ‘épisière’ zou er over nadenken wie zij – anders dan de burgemeester - kon voordragen; in elk geval vond zij de burgemeester niet geschikt als voorzitter van het door mij voorgestelde “Committee”. Hoe ik de hieropvolgende dagen ook bij haar aandrong, zij kwam niet met een naam. Mijn nobel initiatief strandde op de ongeïnteresseerdheid van Monsieur C’s, en mijn, dorpsgenoten. En zo bleeef de reddingsaktie voor Monsieur C. dus achterwege.
Terwijl Monsieur C. in de gevangenis zuchtte onder het strakke regime (hij kreeg geen wijn !), ontstond rond zijn huis een koortsachtige activiteit. Zijn varken en de twee valse honden werden uitbesteed aan een collega-drinkebroer die elders in het dorp woonde, zodat nu eens de nieuwe buren gebeten werden in plaats van altijd dezelfde lieden. Zijn kinderen – kennelijk gewaarschuwd voor zijn plotselinge verdwijning - doken plotseling op, maar gedroegen zich uiterst schichtig: zij wilden duidelijk niet herkend worden. Diverse weekeinden besteedden zij aan het ontruimen van zijn huis en tuin. Bergen varkensmest – zo’n beest maakt geen gebruik van het toilet – werden afgevoerd naar de locale vuilstortplaats evenals de 14 kapotte TV’s. Ook de stapels oude autobanden waarmee Monsieur C. ‘s winters de open-haard stookte kwamen daar terecht. Een buurman knipte de gemeenschappelijke heg zonder de dreiging in zijn kuiten (of erger !) gebeten te worden. Het huis kreeg geleidelijk weer een bewoonbaar aanzien.
Inmiddels ging het in de gevangenis met Monsieur C. niet goed. Wat velen al voorspeld hadden gebeurde: al na enkele weken kwam hij in de ziekenboeg terecht, overmand door heimwee naar zijn varken, de valse honden, zijn meelevende dorpsgenoten en de plastic flessen hoofdpijnwijn. Hoewel men in Frankrijk de eenmaal geïnterneerde gevangenen snel weet te vergeten ontstond ook bij de rechtbank uiteindelijk een koortsachtige activiteit. Men kwam daar al na 5 maanden detentie tot het inzicht – waarvan velen hier reeds langer overtuigd waren – dat Monsieur C. misschien wel een beetje ‘curieux’ was, ‘mais pas méchant’. Men stelde hem dan ook vlak voor het einde van de officiële veroordelingstermijn vervroegd in vrijheid wegens goed gedrag, want je hebt er niets aan dat een gevangene zoals Monsieur C. in de ziekenboeg ligt weg te kwijnen; dat kost veel teveel geld.
Direkt na het heuglijke bericht dat C. zou worden vrijgelaten haastte ik mij naar de ‘épiserie’ en stelde aan Cathérine voor dat dit bij uitstek de gelegenheid was voor het dorp om zich te revancheren voor de inactiviteit van de bevolking tijdens de gevangenschap van Monsieur C.. Er zou ditmaal een committee opgericht moeten worden onder de veelzeggende naam: ‘Bienvenue, Monsieur Cournut’. Het committee zou onder voorzitterschap moeten staan van de huidige burgemeester – sommigen noemen hem abusievelijk Chirac – en verder alle voormalige burgemeesters moeten omvatten waaronder Monsieur C. als gemeente-arbeider had gediend. Maar Cathérine maakte niet onmiddelllijk aanstalten om de winkel ‘tijdelijk wegens omstandigheden’ te sluiten en een audiëntie bij de burgemeester aan te vragen om een en ander te regelen.
En zo keerde Monsieur C. als naamloos burger, maar schoon gewassen, in ons dorp terug. Ook het varken, dat tijdens de afwezigheid van zijn baas op de departementale weg een serie bijna-ongevallen had veroorzaakt wegens onoplettendheid van de vriend van zijn baas, keerde terug, evenals de valse honden. De poedeldame loopt weer een straatje om om niet langs het fatale huis te behoeven wandelen, en met de locale TV-man heeft Monsieur C. de afspraak gemaakt dat hij alle kapotte TV’s krijgt om zijn voorraaad aan te vullen. Zijn kinderen komen hem nog steeds niet opzoeken en in de ‘épiserie’ krijgt hij opnieuw een voorkeursbehandeling om hem zo snel mogelijk buiten de deur te werken: na enkele dagen stonk hij alweer als vanouds naar varkensmest.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten