dinsdag 28 augustus 2007

STILTE VAN HET HEELAL

STILTE VAN HET HEELAL

Eind augustus zaten wij aan het einde van een werkzame dag op de bank achter het zwembad. Met een prachtig uitzicht op een langzaam ondergaande zon, met een park aan onze voeten. Het was heet geweest, meer dan warm. Desondanks hadden wij de gazons gemaaid en was mijn vrouw naar de wekelijkse schildercursus geweest. Wij hadden gezwommen, langdurig, en omdat wij dit maar zelden doen meenden we dat wij het zwembad hadden laten bouwen voor dit soort dagen, dit soort avonden. Met een flesje Duras en twee glazen was het best uit te houden. Je wordt op zulk soort momenten vanzelf romantisch.

Plotseling was het oneindig stil : geen geluid van auto’s of vliegtuigen, geen geluid van vogels, geen geluid van tractoren of andere machines, geen geluid van iemand die een huis aan het bouwen is, niets, ……….niets. Alleen de zon en de aarde. Je hoorde dat de aarde met onmetelijke snelheid suisde door het heelal. Net als de zon. En die twee konden niet zonder elkaar. Want als de zon verdwijnt, dan blijft misschien de aarde, maar dan wel zonder mensen. En verder was er niets. Geen geluid van vogels of blaffende honden, alleen een ver-affe krekel verstoorde de stilte. De aarde en de zon waren met onmetelijke snelheid onderweg. Maar waarheen ? Want waar de aarde gaat, daar gaan wij als mensen. De weg van de aarde bepaalt ons lot. Maar het heelal is zo oneindig groot. Waarheen .....?

dinsdag 21 augustus 2007

DE DOOD VAN JEAN-PIERRE DESANGLES

Op 1 juni om 11.30u. werd Jean-Pierre Desangles door de postbode van Anglure sous Dun (Bourgogne) dood aangetroffen naast de brievenbus aan de rand van zijn erf. Zijn boerderij had de naam: “Le Purgatoire”, ofwel: Het vagevuur. De postbode kwam er slechts één keer per week. De boerderij van Jean-Pierre lag ver van de bewoonde wereld op een heuveltop, waar de bossen al lang geleden de plaats hadden ingenomen van bouw- en weideland; de bodem was er onvruchtbaar en vaak helde die zo sterk dat die niet met een tractor te bewerken was. Jean-Pierre woonde er al 15 jaar alleen nadat zijn vrouw Gysèle was overleden. Zij hadden geen kinderen. Bezoek kreeg Jean-Pierre allang niet meer en de post bestond uitsluitend uit de gebruikelijke folders van E.Leclercq, Brico-Marché, l’Univers, Casino en andere doe-het-zelf bedrijven die hier “en masse” in de brievenbus gedumpt worden; supermarkten die hij nog nooit had bezocht. Een enkele keer zaten er – meestal in een gesloten enveloppe – brochures tussen voor een face-lift en voor viagra-tabletten enof informatie-materiaal van de partij van Bruno Mégret en zijn compaan Jean-Marie le Pen; de laatste is de ultra-rechtse echtgenoot van Brigitte Bardot. Behoudens de aanslagen van de onroerend-goed belasting - die hij trouw bij de Trésor in het dorp ging betalen - kreeg Jean-Pierre al jaren geen echte post meer. Daarom werden de folders en andere snuisterijen in een apart vak op het postkantoor verzameld en slechts één keer per week bezorgd.

Toen de postbode hem kort voor 12.00u. dood naast de brievenbus vond was Jean-Pierre net enkele dagen 95 jaar oud. De per mobiele telefoon gewaarschuwde arts was juist aan zijn middagmaal begonnen en was daarom pas na 14.00 uur ter plekke; Jean-Pierre was nooit een goede klant van hem geweest. Hij rookte niet, dronk matig en had ook nooit last gehad van sexueel-overdraagbare aandoeningen. Op het spreekuur van de dokter was Jean-Pierre dan ook nooit geweest. Maar gelet op zijn plicht om het leven van mensen te verlengen stelde de dorpsarts direct na aankomst op “Le Purgatoire” verwoede pogingen in het werk om Jean-Pierre te reanimeren. Toen echter bleek dat de brievenbus van Jean-Pierre ook al een week eerder niet geleegd was, staakte de arts zijn activiteiten en kon niet anders dan tot de definitieve dood van Jean-Pierre Desangles concluderen.

Toen het nieuws van Jean-Pierre’s onverwachte dood het dorp bereikte, barstten zijn enig overgebleven neef Emile (85) en nicht Nicole (87) in tranen uit: zij hadden veel te jong hun beste oom verloren. Vooral het feit dat hij in eenzaamheid was gestorven deed hun veel verdriet. Zij hadden hem graag wat vaker opgezocht, maar de verzorging van drie varkens en een kip had hun zozeer in beslag genomen dat het er niet van was gekomen. De buren kwamen langs om hun medeleven te betuigen, en om – stilzwijgend – Emile en Nicole geluk te wensen met de erfenis, want het was duidelijk dat die hun zou toevallen. Jean-Pierre en Gysèle Desangles hadden herhaaldelijk de notaris bezocht om hun testament te laten maken en het even vaak te laten wijzigen omdat allerlei neven en nichten zich niet gedroegen conform hun wensen en dús onterfd moesten worden. Uiteindelijk waren Emile en Nicole als laatsten overgebleven zodat de erfenis wel aan hún moest toevallen. Want de Franse Staat accepteren als hun erfgenaam, daarvan gruwden zowel Jean-Pierre als zijn vrouw nog meer dan dat hun nalatenschap aan de katholieke kerk zou zijn toegevallen. De kerk zagen zij niet als een reëel alternatief: die had steeds met de adel onder één deken gelegen tegen de kleine boeren. En hoewel de Franse Revolutie al twee eeuwen geleden was losgebarsten lag de twee-eenheid van adel en clerus Jean-Pierre en Gysèle nog steeds zwaar op de maag. En hoewel zij niet écht van hun neef en nicht hielden, dan toch maar liever Emile en Nicole als erfgenamen dan de Franse Staat of de Katholieke Kerk.
Toen de buren na het verplichte rouwbeklag het huis van de neef en nicht weer hadden verlaten, werden de erfgenamen plotseling buitengewoon actief. Steunend op hun stok wisten zij nog juist hun oude 2CV te bereiken en haastten zich naar “Le Purgatoire” om de boerderij en aanhorigheden te bekijken die aan hun zouden toevallen. Wat zij daar aantroffen kan uitsluitend met het woord chaos aangeduid worden, al zagen zij dit op hun beurt waarschijnlijk niet zo. Er lag een onbeschrijvelijke hoeveelheid afval en allerlei materialen die al lange tijd hun dienstbaarheid aan de economische ontwikkeling hadden verloren. Achter de woning troffen zij een vervallen ren aan met zo’n 60 kippen die qua relatieve leeftijd de ouderdom van de overledene tenminste wisten te evenaren. De meeste kippen liepen mank, allemaal waren zij vleugellam en kaalheid op oudere leeftijd is ook bij kippen een ernstig probleem: de meeste hadden nauwelijks veren. Die scharminkels sjokten daar al jaren rond en genoten van hun oude dag, net als hun baas Jean-Pierre. Die kippen voelden zich veilig op de boerderij van Jean-Pierre; zij wisten in elk geval dat die hun niet aan een slachter zou verkopen.
Maar de neef en nicht dachten daar anders over. Uit angst dat zij ook over die kippen successierechten moesten betalen, besloten zij om die beesten zo spoedig mogelijk te verdonkeremanen. Neef Emile zou het pluimvee de nek omdraaien en nicht Nicole zou de nog warme dode lijven van de resterende veren ontdoen. In een oud eiken vat brachten zij hun vrachtje naar hun eigen boerderij: “Les Caillo”. Emile wist nog een ver familielid in Lot-et-Garonne aan wie hij de kippen kon verkopen, want het moest in Anglure-sous-Dun uiteraard niet bekend worden dat hij en Nicole plotseling 60 geplukte kippen in de aanbieding hadden. Erg profijtelijk was de deal met de verre neef overigens niet, want de netto-opbrengst na transportkosten was even mager als de kippen zelf.
De wegen van dode handelskippen zijn echter ondoorgrondelijk: via de verre neef van Emile en Nicole bereikten de inmiddels 40 dagen oude, niet-ingevroren kippelijken het menu van het jaarlijkse ‘repas’ dat op Quatorze Juillet in ons dorp aan de plaatselijke bevolking wordt voorgezet. Na de gebruikelijke “Crudités” stond “Poule v.s.o.p.” op het menu. De kwalificatie “very special old product” wordt normaal gesproken beperkt tot wiskey die op oude eiken fusten tenminste 12 jaar heeft gerijpt, maar zover rijkt de kennis van de meeste van mijn dorpsgenoten niet. Thans werden de kippen als locale specialiteit halfgaar gepresenteerd aan mijn meerendeels halfgare dorpgenoten, en aan mijzelf. Om een zo groot mogelijk deel van de bevolking aan dit jaarlijkse ‘repas’ te laten deelnemen – de val van de Bastille, de aanleiding tot Quatorze Juillet, werd destijds gevolgd door een waar volks feest - diende de prijs laag te worden gehouden. Daarom werd er ook een rode “Château Calamité” geserveerd voorzien van het label “Appelation d’origine non-controlée”, maar geen Fransman die dat leest. Aangezien men ook op de kosten van het gas wenste te bezuinigen werden de kippen slechts kortstondig in een braadpan gelegd; de buitenkant van de kippen was dan ook zo weinig aangebraden dat de ouderdomsvlekjes nog duidelijk zichtbaar waren.
Toen het hoofdgerecht aan de gasten was geserveerd, was het vlees net zo koud als enkele uren na de onverwachte dood van de kippen. Een jaar eerder hadden de gasten geklaagd over de kwaliteit van de maaltijd, en het “Comité des fêtes” had dan ook beterschap beloofd. Met die belofte in gedachte begonnen de aanwezigen – 240 in getal – vol goede moed aan de verorbering van de maaltijd. Iedereen had een poot of vleugel met aanhorigheden voorgezet gekregen, maar de teleurstelling was groot: het stokoude kippevel (waar men hier niet zo’n liefhebber van is) en het dunne laagje vlees lieten zich slechts moeizaam van de krakkemikkige botten scheiden, en nog dan afgezien van het feit dat de geur van een 40 dagen dode, niet ingevroren kip de eetlust niet bevordert. Weliswaar zijn op dit Franse platteland na vele eeuwen van armoede beroepen als timmerman, metselaar, dakdekker, etc. vrijwel uitgestorven zodat de locale bevolking uitsluitend nog uit ‘zelf-klussers’ bestaat. Door deze bekwaamheid slaagden velen er toch nog in om enig vlees van de botten te scheiden en naarbinnen te werken.
Mede door de overvloedig geschonken wijn werden de aanwezigen het over één zaak eens: de combinatie van Château Calamité en Poule v.s.o.p. was van een exquise fijnheid die men maar zelden tegenkomt. Aan het einde van de maaltijd stond een van de lokale ‘gourmands’ op en begon het “Comité des fêtes” uitvoerig te bedanken voor haar buitengewone prestatie. Het “Comité” bedankte voor de vriendelijke woorden en beloofde zich in te spannen om het volgend jaar een maaltijd van vergelijkbare kwaliteit op tafel te brengen.
Zo leverde de treurige dood van een hoogbejaarde man en zijn 60 minstens evenoude kippen een bijdrage aan de feestvreugde op Quatorze Juillet, honderden kilometers verderop.

maandag 20 augustus 2007

MONSIEUR C., LE PUTAIN ET LE PRISON

Ieder dorp of stad heeft zijn dorpsgek, maar wij zijn in ons dorp bij een inwonertal van 400 bijzonder goed bedeeld: hier lopen weliswaar meerdere dorpsgekken rond, maar veruit de belangrijkste is Monsieur C..

Monsieur C. woont amper 200m. hier vandaan. Hij heeft een arbeidszaam en vruchtbaar leven achter de rug, ruim besprenkeld met alcohol: hij is jarenlang cantonnier – zoiets als: wegwerker - geweest en was in die functie de enige arbeider in dienst van de gemeente. Monsieur C. stond bekend als ijzersterk: volgens sommigen droeg hij een zak met 100kg. graan van Anthé (7 km. hiervandaan) naar ons dorp zonder ook maar een ogenblik stil te staan; en die weg gaat voortdurend heuveltje-op-heuveltje-af. Volgens anderen droeg hij die zak vanaf Tournon naar ons dorp (nog eens 5 km. verder !) en ik denk dat er binnenkort wel iemand zal opstaan die zelf gezien heeft dat Monsieur C. die zak vanaf Cahors (58 km. hiervandaan) in één ruk hierheen gedragen heeft.
Hoe dan ook: die baan als cantonnier was niet zo druk dat hij in de overblijvende tijd geen gelegenheid had om 5 kinderen bij zijn – volgens zeggen – alleraardigste vrouw te verwekken. Die vrouw en kinderen zijn overigens al vele jaren geleden vertrokken met onbekende bestemming. Sindsdien leeft Monsieur C. alleen, hetgeen betekent: tesamen met 2 redelijk valse honden en een levensgroot varken. Dat varken is van een oud Frans ras dat vrijwel uitgestorven is. Het beest – met een voor een varken respectabele leeftijd van 17 jaar - leeft tesamen met zijn baas en de twee honden in zijn huis. Nee, niet in een varkenskot. Die varkens, die honden en hun baas hebben 14 (!) TV’s tot hun beschikking om zich te amuseren, al moet worden toegegeven dat de meeste toestellen niet het geluid en beeld produceren dat men van deze apparaten mag verwachten. Het varken is 1.20m. hoog: ik heb er naast gestaan. Wie meer van oude Franse dierenrassen wil weten, kan ik het boek van Annick Audiot: “Races d’hier pour l’élevage de demain” aanbevelen. Het type varken zoals dat van Monsieur C. staat er uitgebreid in beschreven.
Ik wil bepaald geen aanspraak maken op een meer dan gemiddelde kennis omtrent varkens. Dus zal mij moeten beperken tot referentie aan mijn kennis omtrent het menselijk ras. Maar ik moet toegeven dat bij het klimmen van mijn jaren - met de geleidelijke uitbreiding van de kennis omtrent het menselijk ras - ook mijn kennis omtrent varkens onder de mensen aanmerkelijk is toegenomen. Je behoeft maar dagelijks de krant erop na te lezen.

Hoe dan ook: toen een van mijn dorpsgenotes zich bij de gendarmerie beklaagde dat haar hond – als zij het huis van Monsieur C. passeerde - voortdurend werd aangevallen door de twee honden van Monsieur C., werd er met de nodige spoed een gendarme op pad gestuurd om het een en ander te onderzoeken en – indien nodig en mogelijk – de zaak met Monsieur C. te bespreken. Zo’n man in strak blauw costuum heet in de volksmond: ‘un flic’, al kun je dit woord beter niet in het openbaar gebruiken. Dat gold al enige decennia geleden en het geldt nog steeds, want tijdens de Tweede Franse Revolutie (Parijs, 1968, Charles de Gaulle) was het uitspreken van de twee medeklinkers ‘Les fl..’ al voldoende om tot 3 maanden celstraf veroordeeld te worden. Hoe dan ook: na de klacht van de poedeldame werd slechts één ‘f…’ erop uitgestuurd om met Monsieur C. over zijn hondjes te praten. Toen die man het terrein - je zou ook kunnen zeggen: de mesthoop - van Monsieur C. wilde betreden deden de twee honden een welgemikte aanval op de sappige kuiten van de ‘f…’ die tot hilariteit van de buren gillend als een keukenmeid het hazenpad koos.
Toen de poedelteef na enige weken bij de gendarmerie kwam informeren wat het resultaat van de onderzoekingen van ‘les f…’ was, werd haar laconiek medegedeeld dat zij in het vervolg maar een andere route moest kiezen als zij haar hondje wilde uitlaten. In elk geval konden de gendarmes aan haar, noch aan haar poedel enige bescherming bieden. De klaagster moest toch begrijpen dat de gendarmes zich niet voortdurend met een dergelijke hondse kwestie konden bezig houden !

In het locale café mag Monsieur C. – ik ben de enige in het dorp die hem met Monsieur aanspreekt; ieder ander kent hem bij zijn voornaam - al geruime tijd niet meer binnen; het terras is voor hem tijdens weekdagen nog toegestaan, MITS hij niet als een overjarige stier begint te loeien, want dan wordt hij ook daar verwijderd. En in de ‘épicerie’ – de locale mini-supermarkt – wordt hij nog steeds met alle ‘égards’ behandeld; hij krijgt zelfs een voorkeursbehandeling. Als men hem in de verte ziet aankomen wordt de weg helemaal vrijgemaakt: vanaf de ingang van de winkel tot aan het rek met de plastic literflessen hoofdpijnwijn – daarvan neemt hij er altijd 2 - wordt de route besprenkeld met een spuitbuis “4711”; vandaar tot aan de kassa, waar Monsieur C. altijd vraagt om “deux flutes”.

Je kunt zeggen wat je wilt, maar Monsieur C. is misschien een beetje “curieux, mais pas méchant.” Toch was er laatst een dame die er anders over dacht. Zij was door Monsieur C. bij hem thuis uitgenodigd; waarom bleef onduidelijk, al kan men er wel naar raden indien men weet dat de betreffende dame van lichte zeden is. Wat er precies is voorgevallen zal wel altijd onduidelijk blijven. Maar na korte tijd was onenigheid ontstaan en stak de dame Monsieur C. met een flinke schaar in zijn linkerlies. Toen hij onmachtig de buren had weten te waarschuwen was de dame inmiddels verdwenen. Hierna werd hij door de inmiddels gewaarschuwde ambulance naar het ziekenhuis in een grote stad gebracht, waar een snelle operatie hem van de dood redde.
Toen Monsieur C. na enkele weken uit het ziekenhuis werd ontslagen, besteedde niemand in het dorp meer enige aandacht aan dit voorval. In het ziekenhuis was Monsieur C. voor het eerst sinds vele jaren schoon gewassen, althans hij stonk niet meer zo arbarmelijk, en verder was het een verhaal uit vele geworden. Over de vraag wie de betreffende dame van lichte zeden was, waar zij vandaan kwam en waarheen zij was vertrokkenm bekommerde zich niemand meer.
Maar wie dit al gedacht had, had kennelijk geen rekening gehouden met de Franse politie en Justitie ; die gaan onmiddellijk achter de dader van zo’n voorval aan en tracht hem/haar te arresteren. Want wie laat zich nu zomaar door een dame van lichte zeden met een schaar steken ? Zo iemand moet wel haast een crimineel zijn ! Zo iemand moet je achtervolgen en vervolgen, want geen ware Fransman die met ere met een “putain” naar bed gaat laat zich zomaar met een schaar in zijn lies steken. Je moet al een criminele sufferd zijn als je zoiets zou overkomen. Zelfs geen politicus van het hoogste échelon zou zoiets overkomen.

Ongeveer een jaar na het bewuste voorval stopte een arrestanten-auto met 4 potige gendarmes voor het huis van Monsieur C.. Zij verwachtten kennelijk tegenstand. Zij toonden aan Monsieur C. een arrestatiebevel en namen hem zonder verder commentaar mee naar de gevangenis. Monsieur C. snapte er niets van. Hij ontvangt inderdaad regelmatig post, maar aangezien hij niet lezen noch schrijven kan legt hij de brieven en folders keurig op een stapeltje naast de open-haard en steekt die hiermee aan zodra het wat kouder wordt. Het bleek echter dat hij door de rechtbank in Montauban was opgeroepen als verdachte in de zaak die door de dame tegen hem was aangespannen. Niet dat die dame iets te klagen had – zij was vrijwillig met Monsieur C. meegegaan en zijn vraag aan haar was heel natuurlijk geweest - , maar desondanks werd het slachtoffer van de steekpartij veroordeeld tot 6 maanden cel wegens aanranding van een dame van lichte zeden en wegens minachting van de rechtbank. Het laatste omdat hij aan de oproepen om voor het gerecht te verschijnen geen gevolg had gegeven.
Toen het nieuws van de arrestatie van Monsieur C. in het dorp bekend werd was de bevolking gechockeerd, maar niemand deed verder iets; men is loyaal maar het mag niets kosten; Fransen zijn eigenlijk net als Nederlanders. Men was er alom van overtuigd dat Monsieur C. het verblijf in de gevangenis niet zou overleven, maar het ging maar om Monsieur C., “le curieux”, en dan kijk je toe en je wacht af, want uiteindelijk kun je er alleen maar jouw handen aan branden. Dus wie is Monsieur C. ?
Toen ik het bericht van zijn arrestatie vernam in de ‘épiserie’ – door mij ook wel ‘’t Praethuys’ genoemd, door anderen de “Supermarché” – meende ik dat onmiddellijke actie geboden was. Ik stelde de ‘épisière’ voor een ‘Committée pour la Libération de Monsieur C.’ op te richten. Zij keek mij vragend aan: je kunt geen Fransman zijn als je denkt je te kunnen verzetten tegen de Franse overheid of de Franse Justitie, of je moet al levensmoe of revolutionair zijn. Beide kwalificaties achtte zij nog niet op mij van toepassing. Toch stelde zij voor dat ik hiertoe dan zelf het initiatief moest nemen en ook ‘président’ van het ‘Committée’ moest worden. Maar aangezien ik tenminste tot mijn 90ste vrij wil rondlopen – en toch al bang ben dat ik na die verjaardag nog vele jaren wegens dementie in een bejaardentehuis gevangen gehouden zal worden – leek mij dit teveel eer voor een buitenlander. De voorzitter zou mijns inziens een Fransman moeten zijn, en de beste man voor die functie zou mijns inziens de burgemeester zijn; uiteindelijk wilde hij bij de volgende verkiezingen herkozen worden en als voorzitter van het “Committé” zou hij zeker aan populariteit winnen.
De ‘épisière’ zou er over nadenken wie zij – anders dan de burgemeester - kon voordragen; in elk geval vond zij de burgemeester niet geschikt als voorzitter van het door mij voorgestelde “Committee”. Hoe ik de hieropvolgende dagen ook bij haar aandrong, zij kwam niet met een naam. Mijn nobel initiatief strandde op de ongeïnteresseerdheid van Monsieur C’s, en mijn, dorpsgenoten. En zo bleeef de reddingsaktie voor Monsieur C. dus achterwege.

Terwijl Monsieur C. in de gevangenis zuchtte onder het strakke regime (hij kreeg geen wijn !), ontstond rond zijn huis een koortsachtige activiteit. Zijn varken en de twee valse honden werden uitbesteed aan een collega-drinkebroer die elders in het dorp woonde, zodat nu eens de nieuwe buren gebeten werden in plaats van altijd dezelfde lieden. Zijn kinderen – kennelijk gewaarschuwd voor zijn plotselinge verdwijning - doken plotseling op, maar gedroegen zich uiterst schichtig: zij wilden duidelijk niet herkend worden. Diverse weekeinden besteedden zij aan het ontruimen van zijn huis en tuin. Bergen varkensmest – zo’n beest maakt geen gebruik van het toilet – werden afgevoerd naar de locale vuilstortplaats evenals de 14 kapotte TV’s. Ook de stapels oude autobanden waarmee Monsieur C. ‘s winters de open-haard stookte kwamen daar terecht. Een buurman knipte de gemeenschappelijke heg zonder de dreiging in zijn kuiten (of erger !) gebeten te worden. Het huis kreeg geleidelijk weer een bewoonbaar aanzien.
Inmiddels ging het in de gevangenis met Monsieur C. niet goed. Wat velen al voorspeld hadden gebeurde: al na enkele weken kwam hij in de ziekenboeg terecht, overmand door heimwee naar zijn varken, de valse honden, zijn meelevende dorpsgenoten en de plastic flessen hoofdpijnwijn. Hoewel men in Frankrijk de eenmaal geïnterneerde gevangenen snel weet te vergeten ontstond ook bij de rechtbank uiteindelijk een koortsachtige activiteit. Men kwam daar al na 5 maanden detentie tot het inzicht – waarvan velen hier reeds langer overtuigd waren – dat Monsieur C. misschien wel een beetje ‘curieux’ was, ‘mais pas méchant’. Men stelde hem dan ook vlak voor het einde van de officiële veroordelingstermijn vervroegd in vrijheid wegens goed gedrag, want je hebt er niets aan dat een gevangene zoals Monsieur C. in de ziekenboeg ligt weg te kwijnen; dat kost veel teveel geld.

Direkt na het heuglijke bericht dat C. zou worden vrijgelaten haastte ik mij naar de ‘épiserie’ en stelde aan Cathérine voor dat dit bij uitstek de gelegenheid was voor het dorp om zich te revancheren voor de inactiviteit van de bevolking tijdens de gevangenschap van Monsieur C.. Er zou ditmaal een committee opgericht moeten worden onder de veelzeggende naam: ‘Bienvenue, Monsieur Cournut’. Het committee zou onder voorzitterschap moeten staan van de huidige burgemeester – sommigen noemen hem abusievelijk Chirac – en verder alle voormalige burgemeesters moeten omvatten waaronder Monsieur C. als gemeente-arbeider had gediend. Maar Cathérine maakte niet onmiddelllijk aanstalten om de winkel ‘tijdelijk wegens omstandigheden’ te sluiten en een audiëntie bij de burgemeester aan te vragen om een en ander te regelen.
En zo keerde Monsieur C. als naamloos burger, maar schoon gewassen, in ons dorp terug. Ook het varken, dat tijdens de afwezigheid van zijn baas op de departementale weg een serie bijna-ongevallen had veroorzaakt wegens onoplettendheid van de vriend van zijn baas, keerde terug, evenals de valse honden. De poedeldame loopt weer een straatje om om niet langs het fatale huis te behoeven wandelen, en met de locale TV-man heeft Monsieur C. de afspraak gemaakt dat hij alle kapotte TV’s krijgt om zijn voorraaad aan te vullen. Zijn kinderen komen hem nog steeds niet opzoeken en in de ‘épiserie’ krijgt hij opnieuw een voorkeursbehandeling om hem zo snel mogelijk buiten de deur te werken: na enkele dagen stonk hij alweer als vanouds naar varkensmest.

FRANSE VERTELLINGEN

Deze weblog is bedoeld om de lezers te informeren over dagelijkse gebeurtenissen in een klein dorp in het zuidwesten van Frankrijk. Het handelt over een periode van omstreeks 1990 tot vandaag-de-dag. De Vertellingen zijn vrijwel allemaal gebaseerd op ware gebeurtenissen, al moesten soms op grond van « privacy »-overwegingen namen, personen en omstandigheden worden aangepast.

In feite betreft deze weblog de voortzetting van een reeks van Franse Vertellingen die eerder aan een kleine groep van internetgebruikers met onregelmatige intervallen werd toegezonden.