donderdag 17 juli 2008

QUATORZE JUILLET

De veertiende juli is de nationale feestdag van Frankrijk. Officiëel is deze dag verbonden met de bestorming van de Bastille in 1789, maar niet alle Fransen zullen zich dit weten te herinneren. Wat zij wel weten is dat Quatorze Juillet een vrije dag is en dat er dan op grote schaal feesten georganiseerd worden. De val van de Bastille was overigens heel wat minder heroïsch dan vaak wordt aangenomen. Het volk drong de Bastille binnen nadat de gouverneur, de Markies de Launay, zich had overgegeven. Men zocht er naar wapens, maar vond er slechts zeven gevangenen die werden vrijgelaten. De markies werd in stukken gesneden, zijn hoofd werd afgehakt en op een spies geprikt en zo aan den volke getoond. Die gedenkwaardige dag van 14 juli 1789 werd niet dadelijk tot nationale feestdag uitgeroepen. Napoleon Bonaparte schafte de jaarlijkse festiviteiten zelfs af. De “Dag van de Bastille” werd pas in 1880 opnieuw ingesteld. Aan de feesten die sindsdien op Quatorze Juillet worden gevierd mocht een “repas” voor de locale bevolking uiteraard niet ontbreken, want had het gewone volk zich toen niet bevrijd van de tirannie ? Die maaltijden werden door de locale besturen vaak gratis verstrekt, maar toen de financiën geleidelijk steeds nijpender werden moest ook het gewone volk een bijdrage leveren in de kosten. Die bijdrage mocht echter niet zo hoog oplopen dat niet alle inwoners aan de maaltijd konden deelnemen. Bij gevolg was de kwaliteit van het “repas” vaak van een bedenkelijk niveau.

De laatste twintig jaar is ook in deze situatie een belangrijke verandering gekomen. Vele autochtone inwoners hebben de van hun ouders en/of andere familieleden geërfde boerderijen en andere gebouwen tegen hoge prijzen verkocht aan buitenlanders en andere allochtonen, zoals de Fransen die uit de grote steden van dit land naar deze regio kwamen voor rust, ontspanning en de prachtige entourage aan natuur en cultuur. Het omliggende land verkochten zij aan ondernemende boeren die in pakweg een halve eeuw hun grondbezit zagen toenemen van vaak minder dan 10 ha. tot gemiddeld meer dan 150 ha.. In essentie zijn enige honderden miljoenen Euros van mensen van elders in deze regio geïnvesteerd middels de aankoop van onroerend-goed waar de locale bevolking toch geen trek in had, omdat dit voor hun onlosmakelijk verbonden was met een verleden van armoede en gebrek. Jongeren trokken dus weg van het platteland, het avontuur tegemoet in de wat grotere steden in deze regio of naar Bordeaux, Toulouse, Marseille of Parijs. Naast het ingestroomde kapitaal brachten de buitenlanders en andere allochtonen ook werkgelegenheid; voornamelijk in de bouw door het vernieuwen van daken, het repareren, moderniseren en restaureren van boerderijen, de aanleg van zwembaden en tuinen, en nog veel meer. De grote werkeloosheid die deze streek sinds mensenhuigenis teisterde is dan ook geleidelijk verdwenen en daarmee ook de aloude armoede. De locale feestvierders van Quatorze Juillet verlangden dan ook een beter “repas” en waren ook bereid en in staat hiervoor een betere prijs te betalen.

Zo’n twintig jaar geleden was het geen onverdeeld genoegen om als buitenlander aan zo’n “repas” deel te nemen, want je werd door de locale bevolking vaak met de nek aangekeken, “contre coeur” getolereerd en zeker als je geen Frans sprak op z’n best genegeerd. Die bevolking sprak in overgrote meerderheid uitsluitend Frans, zodat voor veel buitenlanders die vaak zelf uitsluitend hun eigen taal spraken – denk met name aan de toen nog hier slechts spaarzaam aanwezige engelstaligen – communicatie met de locale bevolking vrijwel onmogelijk was. Het feit dat het hier gesproken Frans van een occitaans accent was voorzien maakte het geheel er niet gemakkelijker op.
Met de toename van het aantal buitenlanders en de verbetering in de werkgelegenheids-situatie nam de bereidheid van de locale bevolking om de buitenlanders wat opener te bejegenen geleidelijk toe. En de kwaliteit van het “repas” en de gezelligheid van het feest in ons dorp kreeg zelfs vermaardheid tot buiten ons dorp. Het aantal deelnemers aan het “repas” steeg sterk: van een paar honderd zo’n 10 jaar geleden tot 530 dit jaar. Dat is een aanzienlijk groter aantal dan ons stadje aan volwassen inwoners telt.
Het aantal deelnemers werd al een paar jaar geleden groter dan de “Salle des Fêtes” kon bevatten en daarom was de maaltijd verplaatst naar lange tafels die onder de bomen van het Place du Foirail werden geplaatst, tegenover de “Salle des Fêtes”. Dan moet je wel een beetje geluk hebben met het weer, want ook op Quatorze Juillet kan het nog wel eens regenen. Dit jaar waren de voorspellingen ongunstig; de dagen voor de veertiende juli zou het nog mooi weer zijn en de dagen erna ook, maar op de avond van de veertiende zouden er na verwachting enkele hevige stortbuien vallen. Snel werden nog een tweetal tenten gehuurd waarin zo’n 200 gasten een plaatsje konden vinden. Meer tenten was niet mogelijk want overal elders werden ook feesten en maaltijden gehouden. Dan maar tenten geïmproviseerd met lange planken die aan de bomen werden vastgetimmerd en dik zwart plastic zeil eroverheen. Om het inzakken van de hele constructie te voorkomen zouden de organisatoren ervoor zorgen dat regelmatig de kuilen met water die zich op dit dak vormden tijdig geleegd werden.
En toen het voorgerecht geserveerd was en de wijn in voldoende mate op de tafels stond begon het onbedaarlijk te regenen: zo’n enorme plensbui die meestal slechts 10 minuten duurt. De organisatoren – de club van jongeren in ons dorp – renden heen en weer om het geïmproviseerde dak tijdig gereguleerd te laten leeglopen en zij wisten de hele zaak goed onder controle te houden. Slechts een enkeling die op een ongelukkige plek een plaatsje had gevonden moest worden geëvacueerd naar een drogere plek. De constructie hield stand en de regen ook. De plensbui duurde geen 10 minuten maar meer dan een half uur en onder de klaterende regen op het plastic zeil werd het door de wijn alsmaar gezelliger. Maar van het opdienen van het hoofdgerecht kon geen sprake zijn, want na een uur regende het nog steeds; je zou een bord met waterige soep gekregen hebben met daarin enige bestanddelen van het hoofdgerecht. Uiteindelijk besloot men de 25 m. lange open ruimte tussen de “Salle des Fêtes” waar de maaltijd bereid werd en de geïmproviseerde tenten waaronder de gasten zaten te overdekken middels de bouw van een tunnel, eveneens met planken en plastic zeil. Toen enkele uren later dan gepland de inmiddels drijfnatte jongeren erin slaagden om per keer 20 borden op een oude deur geplaatst door de tunnel droog bij de gasten af te leveren, werden zij ontvangen met een donderend applaus.

Het afsluitende vuurwerk moest precies om middernacht beginnen. Daarom konden het dessert en de koffie niet meer geserveerd worden; niemand klaagde hierover. Maar de volgende dag had wel iedereen het over geweldige feest dat in ons dorp was gevierd. Ook de kwaliteit van de maaltijd en de drank werd alom geroemd. De regen had weliswaar de normale gang van zaken verstoord, maar had tevens bijgedragen tot “beaucoup de convivialité”, het vermogen om een heterogene maatschappij leefbaar te maken.