woensdag 31 oktober 2007

REQUIEM VOOR EEN VARKEN

Sinds een paar weken is verandering gekomen in de huiselijke situatie van Monsieur C.. Voor het eerst na vele, vele jaren vraagt hij in de “épiserie” nog slechts om één brood. Ik stond achter hem bij de kassa, en ik had juist het fatale nieuws vernomen: het immense varken van Monsieur C. was de dag tevoren overleden. Het beest was voor enig vertier naar buiten gelaten, maar bleek aan de achterzijde verlamd. Het gromde vervaarlijk. Ondanks zijn handicap had het – in zijn laatste ademtocht – geprobeerd het hekwerk te rammen dat hem scheidde van de buren. De vitale buurman – pas 87 jaar – had zich bedreigd gevoeld en was met zijn jachtgeweer in de aanslag achter de heg gaan liggen (waar heb ik dit meer gehoord ?). Maar er was geen schot gelost; nog voor het varken ook maar één poot op het terrein van de buurman had kunnen zetten viel het zieltogend op de grond. De geraadpleegde dierenarts (een voormalige hormonenspecialist uit België die het verstandiger had geoordeeld om naar Frankrijk te verhuizen) constateerde een acute hartstilstand. Sindsdien koopt Monsieur C. in de ‘épiserie’ nog steeds 2 literflessen hoofdpijnwijn per dag maar nog slechts één ‘flute’. Niemand vraagt hem naar de reden van die verandering.
Toen Monsieur C. de ‘épiserie’ had verlaten, sprak ik over de recente gebeurtenis met Cathérine, de ‘épisière’. Ik wees haar op de belang van de dood van dit opmerkelijke varken, en zij merkte op: ‘Oui, c’est dommage pour lui.’ Maar ik meende haar toch te moeten wijzen op de ruimere historische betekenis van het overlijden van dit varken: vroeger was het in deze omgeving niet ongebruikelijk dat kleine boertjes een varken in huis hielden, maar ik ken niemand meer die hedentendage nog een varken op 4 benen in huis heeft. Monsieur C. was de laatste. De ‘épisière’ begreep wat ik bedoelde en antwoordde: ‘Ils n’ont pas sonné les cloches !’

zondag 28 oktober 2007

GELDZAKEN

Inmiddels alweer heel wat jaren geleden brachten wij onze vakantie door in het oosten van Frankrijk, in een klein plaatsje aan een meer, langs de route die Napoleon gevolgd had toen hij van zijn verbanningsoord Elba op de terugweg naar Parijs waar hij de macht opnieuw wilde overnemen. De zittende regering zag hem echter niet zo graag in Parijs aankomen en zond hem een aanzienlijke troepenmacht tegemoet.
Toen Napoleon en het regeringsleger elkaar in het plaatsje ontmoetten waar wij zoveel later gelogeerd waren en waarvan ik inmiddels de naam vergeten ben, riep Napoleon zijn tegenstanders toe dat hij hun koning was. Daarop sloten die legers zich bij hem aan en gezamenlijk veroverden zij Parijs en zetten de regering af. Maar dat alles is niet waar het nu om gaat.

De ochtend na onze aankomst op de locale camping liep ik met hond en kinderen naar het dorp om mijn vrouw de gelegenheid te geven wat langer uit te slapen en brood te halen voor het ontbijt. In de « boulangerie » was het behoorlijk druk met locale dorpsbewoners en met de in de zomer alom tegenwoordige vakantiegangers. Het was een echt plattelandsdorp en bepaald geen « Côte d’Azur »-dorp. Daarom viel de wulpse kleding van een dame die toch overduidelijk tot de inwoners van dat dorp behoorde eens temeer op. Toen zij aan de beurt was om haar brood te kopen vroeg zij om twee « baguettes » en twee « croissants ». Zij wilde betalen met een biljet van 50 Franse francs. De dame achter de toonbank repliceerde echter : « Ce n’est pas un biljet pour payer le boulanger ; c’est un biljet pour faire l’amour. » De meeste buitenlanders verstonden er niets van ; de localen en enkele vakantiegangers gniffelden.

DE ZEVENSLAPERS EN DE TWEE SLECHTE SLAPERS

Kort nadat bekend werd dat wij een huis in Frankrijk gekocht hadden meldden zich familieleden, vrienden en bekenden die graag gebruik maakten van de mogelijkheid om ons onderkomen voor korte en langere tijd te huren. Als eersten meldden zich een zus en zwager die kennelijk nog al avontuurlijk waren ingesteld. Zij maakten vele buitenlandse reizen en beklommen menige berg. Niet gespeend van de nodige nieuwsgierigheid waren zij er als de kippen bij om daar te gaan logeren. Nu moet ik toegeven dat ons huis destijds maar matig was ingericht. Er was alles wat een mens echt nodig heeft : goede bedden, eetkamertafel en stoelen, een eenvoudig maar degelijk zitje, maar ook niet veel meer dan dat. Er hingen dus geen « kunst »-werken aan de muur en aan verdere verfraaiing van het interieur was niet veel gedaan. Ook de tuin was niet veel meer dan een wat ruig uitgevallen grasveld. Voor degenen die niet zo’n romantische blik hebben als wij kan dit bijdragen tot een « unheimisch Gefuehl », vooral als zo’n huis voor Nederlandse begrippen niet in de bewoonde wereld ligt en als er ‘s nachts onheilspellende geluiden uit het aangrenzende bos opklinken. Voor ons is zoiets geen bezwaar : wij kochten dat huis voor de broodnodige rust en wij prefereren de stilte van het nachtelijke woud in ons dorp boven de permanente herrie van de altijd nabije autowegen in Nederland. Toch waren wij niet helemaal gelukkig met hun wens om als eersten ons tweede onderkomen te gaan bekijken en daar te logeren.

Om kort te gaan, toen zij in Nederland terugkwamen uitten mijn zus en zwager zich vol enthousiasme : prachtig hier en prachtig daar, heel gezellig, etc.. Maar wij voelden al gauw nattigheid : zo mooi als zij zeiden dat het daar was is het niet, en zeker toen niet tijdens hun bezoek. Bovendien waren onze gasten korter gebleven dan tevoren was afgesproken. Er móest iets aan de hand zijn.

Na enig navragen bleek het volgende.
Op een ochtend was mijn zus – zoals gebruikelijk al zeer vroeg – de « salle de séjour » - een chique woord voor « alles-in-één-kamer » - ingegaan om een kopje koffie te maken, want voor haar begint de dag vele uren eerder dan voor gewone mensen. Toen zij het licht aandeed – een schamel plafondlampje - schrok zij vreselijk : er zaten 3 grote, wild uit hun ogen kijkende beesten tegen de muur aangedrukt. Die keken haar strak aan met hun ogen op stokjes en ze zagen er zo gevaarlijk uit dat het wel leek alsof zij haar zouden bespringen als zij ook nog maar één stap verder de kamer in zou gaan. Van schrik bleef zij aan de grond genageld staan ; zo’n engerds had zij nog nooit gezien. Staarten met een pluim aan het eind zoals bij eekhoorns. In het midden een kale staart zoals bij ratten. Lange nagels en scherpe tanden. Voorzichtig probeerde zij achteruit schuifelend de kamer weer te verlaten, zorgvuldig in de gaten houdend of soms een van die monsters daadwerkelijk tot de aanval zou overgaan. Zachtjes sloot zij de deur achter zich.

Terug in de slaapkamer maakte zij haar man wakker en vertelde haar verhaal. Die geloofde er in eerste instantie niets van, maar hij had toch ook geen zin om aan de uitdagende opmerking : « Ga dan zelf kijken » gevolg te geven. Uiteindelijk wist mijn zus haar man toch ervan te overtuigen dat ook hij maar eens een kijkje in de kamer moest nemen en zichzelf moest overtuigen van het dreigende gevaar dat van die monsters uitging. Mijn zwager opende voorzichtig de deur en gluurde naarbinnen, op veilige afstand gade geslagen door zijn vrouw. Hij schrok zich het apezuur : Twee beesten met wijduitgespreide poten hingen tegen de muur en hun grote, starende ogen voorspelden niet veel goeds. Het derde exemplaar was al doorgedrongen tot het aanrecht en deed zich tegoed aan het brood van de vorige dag. Op slag wist hij het zeker : hij kon met geen mogelijkheid de oorlog tegen deze indringers winnen, maar wát te doen ? Rillend van angst en koude overlegden mijn zus en zwager in de gang voor de kamerdeur over de te volgen strategie :
het idee van mijn zusje om haar man naarbinnen te laten gaan met een vliegenmepper om die beesten te vermoorden werd door hem onmiddellijk afgewezen : dat zou bloedvlekken op de muur opleveren en bovendien kon hij beslist niet van bloed ;
het tweede idee om haar man ongewapend naarbinnen te laten gaan, snel de ramen open te zetten en die beesten naarbuiten te jagen werd ook door haar man eveneens verworpen : hij zou allang door die beesten gekrapt, gebeten en gevierendeeld zijn nog voor hij ook maar één raam geopend zou hebben ;
het laatste idee om de beesten te laten waar zij waren, de deur naar de « salle de séjour » zorgvuldig gesloten te houden en verder door te gaan met vakantievieren leek beiden niet uitvoerbaar : zij zouden geen nacht meer kunnen slapen uit angst dat die beesten erin zouden slagen om de kamerdeur te openen en in hun slaapkamer binnen te dringen ; je kon met één blik zien dat die beesten buitengewoon intelligent waren ; die operatie zou hun best lukken.

Na rijp beraad besloot het dappere stel te kiezen voor de minst-eervolle maar wel de meest-veilige stap : de vlucht. Snel pakten zij hun koffers in. Het had toch maar van een vooruitziende blik getuigd dat zij de vorige avond uit angst voor mogelijke inbrekers al hun spullen meegenomen hadden naar hun slaapkamer. Dan behoefden zij nu tenminste niet meer die vreselijke kamer met die enge beesten in. Zij sloten het huis zorgvuldig af en gingen op zoek naar een hotel. Maar na die vreselijke ervaringen konden zij ook daar niet meer slapen. Na een paar nachten keerden zij terug naar Nederland : die beesten hadden hun vakantie verziekt.


Die afschuwelijke beesten waren Zevenslapers, ofwel in de Franse Taal : « Loires ». Moet je daar nu zo bang voor zijn ??????